Je kan een proces-verbaal altijd betwisten als je vindt dat waarvan je beschuldigd wordt niet (helemaal) klopt. Dat kan ook bij onmiddellijke inningen. Hoe pak je dat aan?
Eerst leggen we uit wat het verschil is tussen een onmiddellijke inning en een proces-verbaal, daarna welke procedure gevolgd moet worden om een overtreding te betwisten en ten slotte wat de bewijskracht is van de bevindingen van personen die bevoegd zijn om verkeersovertredingen vast te stellen.
Een OI is een proces-verbaal dat wordt opgesteld door een politieagent. Zoals de naam al doet vermoeden, kan bij een onmiddellijke inning aan de overtreder worden gevraagd om direct een vaste minnelijke som te betalen. Hoeveel dat is, hangt af van het strafbare feit of van de strafbare feiten.
Dat bedrag moet enkel onmiddellijk worden betaald (op het ogenblik van de vaststelling door een bevoegd agent) indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats heeft in België. In dat geval wordt het onmiddellijk inningsdocument, dat in een genummerd boekje zit, rechtstreeks aan de betrokken automobilist overhandigd.
Indien de persoon in kwestie wel een woonplaats of vaste verblijfplaats heeft in België, zal die per post een overschrijvingsformulier ontvangen met daarop het bedrag van de onmiddellijke inning. In sommige politiezones is het echter mogelijk om onmiddellijk te betalen via een draagbare betaalterminal.
Het koninklijk besluit van 19 april 2014 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van overtredingen inzake het wegverkeer, bepaalt welke procedure er gevolgd moet worden en in welke gevallen de boete via een onmiddellijke inning kan worden geregeld.
Een proces-verbaal is een gerechtelijke handeling waarbij een bevoegd persoon (art. 3 van de wegcode), meestal een politieagent, het Openbaar Ministerie (parketten van de procureur des Konings) op de hoogte stelt van één of meerdere verkeersovertredingen wanneer de feiten niet via een onmiddellijke inning kunnen worden geregeld.
Een kopie van het proces-verbaal moet binnen 14 dagen naar de overtreder worden gestuurd.
Zodra het parket het dossier ontvangt, beslist het wat de volgende stap zal zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden: er kan een minnelijke schikking worden gevraagd, de persoon kan worden opgeroepen om voor de politierechtbank te verschijnen of de zaak kan worden geseponeerd.
Bpost brengt de overtreders op de hoogte van het dossier. Op de kopie van de OI die wordt verzonden, staan de referentienummers van het proces-verbaal (linkerbovenhoek) en een unieke code waarmee de ontvanger kan inloggen op de website www.verkeersboetes.be.
De betwisting wordt dan online geregeld of via het callcenter van Bpost op het nummer 02/278.55.60.
Alle stappen verschijnen een voor een op het scherm. Eens de ontvanger de procedure heeft doorlopen, moet hij het document afdrukken en ondertekenen. Het is immers verplicht om dat document per post terug te sturen naar Bpost.
Bij een betwisting wordt het betalingsverzoek voor een maand opgeschort. Binnen die periode zal de ontvanger van de OI een antwoord ontvangen over de ontvankelijkheid van zijn bezwaar. Afhankelijk van het antwoord zal hij de minnelijke som al dan niet moeten betalen. Ook kan de overtreder door het parket worden opgeroepen om toe te lichten waarom hij bezwaar heeft. Eenzelfde feit kan maximaal tweemaal worden betwist.
De overtreder kan via het antwoordformulier dat hem samen met de kopie van het proces-verbaal werd toegezonden, zijn bezwaren aan de magistraat meedelen: ofwel betwist hij het strafbare feit, ofwel geeft hij aan dat bepaalde elementen in zijn voordeel pleiten, ofwel verklaart hij dat hij niet de dader was van het strafbare feit op het moment van de vaststelling.
Het correct ingevulde antwoordformulier moet worden teruggestuurd naar diegene die het proces-verbaal opstelde of rechtstreeks naar de procureur des Konings. Die zal de betwisting onderzoeken en op basis van de verzamelde informatie beslissen wat er moet gebeuren.
Elke politieagent of ander bevoegd persoon die onder artikel 3 van de wegcode valt, met uitzondering van brandweerlieden en leden van de civiele bescherming, kunnen binnen de grenzen van hun respectievelijke bevoegdheden overtredingen vaststellen en melden.
Of die persoon nu alleen is of niet, of hij zijn uniform draagt of niet, is niet van belang.
De wet van 16 maart 1968 over de wegpolitie bepaalt (art. 62) dat bij overtredingen op deze wet en de daaruit voortvloeiende besluiten het volgende geldt: bevindingen op basis van materiële bewijsstukken die door automatische toestellen in aanwezigheid van een bevoegd agent worden geleverd, prevaleren tot het tegendeel wordt bewezen. Er is dan sprake van een speciale bewijswaarde.
De bevindingen van een bevoegd persoon krijgen dezelfde bewijskracht zolang de overtreder binnen de wettelijke termijn op de hoogte wordt gesteld.
Om een strafbaar feit te betwisten, moet de overtreder het tegendeel bewijzen met alle middelen die volgens hem nuttig zijn, waaronder getuigenissen, documenten, foto’s… Elk soort bewijs op eender welke drager, is toegestaan.
De magistraat van het parket zal aan de hand van de verschillende elementen die werden voorgelegd door de persoon die het proces-verbaal heeft opgesteld en door de overtreder, nagaan of de overtreder al dan niet gerechtelijk moet worden vervolgd.
Roland POTOMS
Eerste hoofdinspecteur bij de politie o.r. Verkeersopleider